'Groepsbehandeling is een beetje mijn kind'

Foto van Annelies de Blaauw

Als jonge logopedist ontdekte Annelies de Blaauw de kracht van groepslogopedie. Eerst voor slechthorende kinderen, maar al snel ook voor kinderen met spraak- en taalmoeilijkheden. De oorsprong van onze vroegbehandelingsgroepen. Annelies vertelt waarom juist groepsbehandeling zo waardevol is. Ook deelt ze, voordat ze na vijftig jaar met pensioen gaat, graag haar hoogtepunten, haar strijd als het gaat om meertaligheid en haar belangrijkste tips!

Roots bij het audiologisch centrum (AC)

De opleiding logopedie rondde ik in 1974 af. Ik begon toen bij de gemeente Amsterdam in de jeugdgezondheidszorg. Daar behandelde ik veel spraakproblemen. Later deed ik dat ook bij de gemeente Zaanstad. Inmiddels had ik ook de opleiding akoepedie afgerond en werd ik in 1979 tot mijn grote vreugde aangenomen bij het Gemeentelijk Audiologisch Centrum in Amsterdam. Door allerlei fusies werd dat uiteindelijk Kentalis. Mijn roots liggen dus bij het AC. Daar heb ik geleerd om een brede kijk te hebben op de ontwikkeling van kinderen. Ik had zulke mooie begeleiders die mij veel bijbrachten. Mijn goeroe was audioloog Paul Kuyper. Alle kennis die ik opdeed, nam ik mee in de rest van mijn ontwikkeling als logopedist.

Brede kijk

Ik heb altijd gewerkt met kinderen tussen de nul en vier jaar. Een kind kwam dan bij mij op het AC en ik moest uitzoeken waarom het niet praatte. Gehoor, motoriek, contact, cognitie, interactie met ouders, alles kwam aan bod. Ik mocht losgaan in dat onderzoek en vond dat fantastisch. Het heeft mij tot op de dag van vandaag zoveel gebracht.

De kracht van groepslogopedie

Een-op-een behandeling met heel jonge kinderen was het niet voor mij. Toen ik in de behandeling en begeleiding van jonge slechthorende kinderen en hun ouders terecht kwam, startte ik in 1983 samen met een maatschappelijk werkster de ouder-kind-ochtenden. We zagen de kracht van de groepslogopedie en ook het mooie contact tussen de ouders van de kinderen. De kinderen hebben het leuk samen en leren zoveel van elkaar. En had een kind een keer geen zin, dan kreeg hij toch wat mee van wat ik met de andere kinderen deed. Het werkte gewoon zo goed! Groepslogopedie is mijn kernwoord geworden.

Ouders meenemen in de behandeling

Op een gegeven moment konden we in het AC een ruimte krijgen met een oneway-screen. De ouders aan de ene kant met iemand die uitleg gaf en ik aan de andere kant met de kinderen. Ouders konden zo meekijken en de tips and tricks meenemen naar huis. Dat vanaf het begin van de behandeling meenemen van ouders, was geweldig. Ik hoop dat het oneway-screen in de vroegbehandeling nog eens in vol ornaat terugkomt bij Kentalis.

Ook voor kinderen met TOS

Op een gegeven moment zei mijn collega: waarom doen we dit niet ook met kinderen met ernstige spraak- en taalmoeilijkheden (ESM)? Dat was toen de kreet voor wat nu TOS heet. We deden een pilot en het was een schot in de roos. Deze kinderen leren ook zoveel van elkaar en hun communicatie en zelfvertrouwen krijgen dan zo’n boost. Zo gaaf. 
Ik gaf onze vroegbehandeling de naam Hopla, maar door alle fusies is deze naam helaas verloren gegaan.

‘Groepsbehandeling is mijn kind’

Uiteindelijk is het een beetje een sneeuwbal geworden en heeft Kentalis nu vroegbehandelingsgroepen door heel Nederland. Daar ben ik best trots op. Het is toch een beetje mijn kind, al heb ik niet de illusie dat het zonder mij niet was gebeurd hoor. Ik denk dat er zeker vraag was gekomen naar dergelijke behandelingsgroepen.

Van leidinggeven snel terug naar logopedie

Ik ben ook nog even een paar jaar teamleider van de vroegbehandeling geweest. Mensen zeiden: ‘Blaauw, je moet toch eens carrière maken, want je doet steeds hetzelfde.’ Eigenlijk vond ik dat zelf helemaal niet: ik heb ongelooflijk veel meegemaakt, alleen al op het gebied van (hoor)apparatuur en onderzoeksontwikkelingen. Maar goed, ik ben dus een paar jaar teamleider geweest, maar werd daar zo ongelukkig van. Je zit steeds tussen de mensen van beleid en de werkvloer in. Ik ben na twee jaar teruggegaan naar de vroegbehandeling. Dat werken met kinderen en ouders vind ik heerlijk. Tot op de dag van vandaag vind ik dat het meest geweldige werk.

Zorg dat je eerst contact hebt

Mijn tips aan collega’s? Houd in de eerste plaats altijd het gehoor in de gaten. Is het kind vaak verkouden, dan kan dit geleidingsverlies een extra drempel zijn. Zorg daarom altijd dat je de aandacht van het kind ‘vangt’, voordat je spreekt. Het klinkt simpel, maar als volwassenen praten we vaak tegen een kind dat helemaal geen aandacht voor ons heeft. Dat aan het spelen is of ergens anders naar kijkt. Zeg op een positieve manier de naam van het kind en wacht rustig tot je (oog)contact hebt en ga dan pas praten op het (taal)niveau van het kind.

Houd altijd een open blik

Ook wil ik zeggen: ga niet te snel op een bepaald spoor zitten en houd altijd een open blik als je aan het onderzoeken bent wat er aan de hand is bij een kind. Ik heb bijvoorbeeld kinderen meegemaakt die geen oogcontact maakten en alles op hun eigen voorwaarden deden, omdat ze een heel groot communicatieprobleem hadden. Dan zou je snel een autisme-sticker kunnen plakken. Wees je ervan bewust dat in de loop van je behandeling heel veel dingen kunnen veranderen. Ik ben zo blij dat deze houding mij vrijwel altijd geholpen heeft om kinderen zich op een zo goed mogelijke manier te laten ontwikkelen. De verrassing dat iets dan ineens wel lukt is goud.

Strijden tegen verkeerd advies bij meertaligheid

Mijn andere grote passie is meertaligheid. En dan bedoel ik niet: vader spreekt met het kind Engels, moeder Nederlands. Dat wordt geaccepteerd in Nederland, dat zien we als een cadeautje. Maar zodra je een taal spreekt die wij als Nederlanders niet goed kennen, zoals Pools of Marokkaans, wordt er gezegd: spreek maar Nederlands met je kind. Een hardnekkig verkeerd advies waar ik tegen strijd.

Eerst een goede basistaal leren

Uit allerlei onderzoeken blijkt namelijk dat het enorm belangrijk is dat een kind zijn eerste taal leert van een native speaker. En dus dat ouders hun moedertaal spreken met hun kind, ook als dat geen Nederlands is. Want als een kind een goede basistaal leert in welke taal dan ook, is het daarna beter in staat om nieuwe talen te stapelen. Het maakt niet uit welke taal dat is. Het gaat om de taal waarin je je normen en waarden kunt delen. Waarin je lief, maar ook boos kunt zijn. De taal van je hart. En wat doen we die arme kinderen en ouders in Nederland aan? We zeggen, vaak een beetje bitsig, praat Nederlands met je kind. Terwijl dat dus funest is voor de taalontwikkeling. Ik vind dat zo oneerlijk. Ik heb daar een blog over geschreven op de Kentaliswebsite: ‘Opboksen tegen vooroordelen over meertaligheid ’. Ik hoop dat mijn collega’s deze strijd voortzetten.

Gezegend met collega’s

Ik ben altijd heel erg gezegend geweest met geweldig goede en leuke collega’s. We hebben een prachtig product neergezet, eraan geschaafd en gebouwd en dat doen we nog steeds. Ik heb ook heel veel plezier gehad, naast natuurlijk de moeilijke en verdrietige dingen die je samen meemaakt met ouders en kinderen. Daarom is afscheid nemen van zo’n geweldige tijd best moeilijk en heb ik mijn pensioen nog een paar jaar voor me uitgeschoven. Gelukkig wilden ze me nog even houden! Maar nu is het dan echt zover…”