“Goede cijfers zijn mooi, maar in de begeleiding draait het voor mij echt om het versterken van leerlingen. Juist in het voortgezet onderwijs is het belangrijk dat je sterk staat en aangeeft wat je nodig hebt”, vertelt ambulant begeleider Corine Leusink. “Zeker als je als je te maken hebt met taaluitdagingen.” Lees hoe Corine hier samen met leerlingen, ouders en teams van reguliere scholen aan werkt!
“Mijn hart ligt al mijn hele loopbaan bij kinderen en jongeren die moeite hebben om goed mee te komen op school of in de maatschappij. Eerst in de zorg, vanaf 2007 in het onderwijs. Toen ik zes jaar geleden begon bij Kentalis, voelde het als een warm bad. Je wordt hier goed ingewerkt en mag allerlei cursussen volgen. Zo ging ik meteen de diepte in als het gaat om taalontwikkelingsstoornissen (TOS); wat komt er allemaal bij TOS kijken? Ook de laatste wetenschappelijke inzichten krijg je mee, want Kentalis is een kennisinstituut. Die kennis en werkervaring gebruik ik elke dag in mijn werk.
Eerst werken aan de relatie
Mijn hart ligt ook echt bij deze leerlingen en leeftijd. De meningvorming, het tegendraadse. Daar hou ik wel van. Misschien omdat ik zelf ook een beetje eigen-wijs ben. Met de leerling probeer ik zicht te krijgen op wat hij of zij nodig heeft in de les. En bedenken we samen wat de leerling zelf kan doen om de lessen beter te volgen. Dat vraagt veel luisteren, observeren, kijken, goede vragen stellen, overleg met ouders en docenten om vervolgens een plan op maat te maken.
Empowerment
Haal je allemaal voldoendes? Goed gedaan! Maar ik geef mijn leerlingen mee dat het ook belangrijk is om je sterk te voelen, ook op stage; empowerment. Ik besteed daarom graag aandacht aan hun sociale en emotionele ontwikkeling. Hoe sta jij in de ruimte? Soms staan ze letterlijk niet stevig en zijn ze met een tikje om te duwen. Als je zo makkelijk om te duwen bent, hoe is dat dan als jij de opdracht nog niet begrijpt of als je een vraag hebt op een stageadres? Laat je het dan maar of zeg je: ik snap deze opdracht niet, maar ik wil ‘m wel maken en loop je naar je stagebegeleider of docent toe? Om hier stappen in te maken en om de leerling te laten groeien in zelfredzaamheid zijn coachvaardigheden belangrijk in mijn functie.
Je emoties benoemen
Leerlingen met TOS hebben een kleinere woordenschat, ook als het gaat om het benoemen van emoties en gevoelens. Het is een verrijking als je woorden hebt voor je gevoelens en kan vertellen hoe je je voelt en wat jou kan helpen. Vaak zet ik daar ondersteunend tekenen voor in. Dan teken ik de situatie uit – die soms vervelend was of juist heel leuk - en benoemen we de emoties. Dit geeft vaak mooie inzichten voor de leerling. Vaak kunnen we daar ook enorm om lachen.
Maatwerk
Ook de begeleiding aan de school is maatwerk. Een algemene tip is: geef een leerling die TOS heeft de tijd. Tijd om taal te verwerken, om zinnen te formuleren, om antwoord te geven, om te bedenken hoe de opdracht gemaakt moet worden. Met de docent bekijk ik wat deze leerling nog meer kan helpen in zijn of haar klas. Die adviezen moeten wel werkbaar zijn; ik heb zelf ook voor de klas gestaan. Gelukkig kun je met kleine aanpassingen een groot verschil maken. De opdracht op het bord schrijven bijvoorbeeld of bij de start even met de klas een mindmap maken. Zulke aanpassingen zijn voor iedereen fijn. Ik zeg altijd: je TOS-leerling is ervan afhankelijk, de andere leerlingen profiteren ervan mee.”
TOS is topsport
Ik geef ook presentaties aan schoolteams, eigen collega’s en studenten van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Ik neem dan bijna altijd een TOS-beleving mee. Dat is zo leuk en waardevol. Ik geef ze dan bijvoorbeeld de opdracht: ‘Teken een bababagom met een badije op de achtergrond van een boord.’ De reacties die je dan ziet, zie je in de klas ook bij TOS-leerlingen: De een geeft er meteen de brui aan, de ander spiekt bij de buurman of probeert met fantasie er wat van te maken. Het gaat natuurlijk om de ervaring hoe verschillend iedereen reageert als je de betekenis van woorden niet kent en hoe het dus is om dagelijks grote taaluitdagingen te hebben. Deze leerlingen doen aan topsport en zijn snel moe. Na zo’n beleving maak ik altijd een haakje naar hun leerlingen die TOS hebben. Welk gedrag laat hij of zij zien? En wat zou kunnen helpen? Die koppeling wordt enorm gewaardeerd. Ze begrijpen na zo’n beleving beter hoe het is om TOS te hebben en dat is heel waardevol.”