'Ik wil dat mijn leerlingen voelen: bij die meneer kan ik terecht'

Remko Aaten

“Het meest trots ben ik op mijn leerlingen. Ik vind het fantastisch om te zien wat deze jongeren, ondanks een vaak moeilijke start en vooroordelen in onze maatschappij, allemaal doen en bereiken!”, vertelt ambulant begeleider Remko Aaten, die 41 jaar geleden als leerkracht begon bij de Guyotschool voor slechthorende en dove leerlingen. Remko neemt je mee terug naar zijn beginjaar, vertelt over de grote ontwikkelingen die hij meemaakte in het dovenonderwijs en zijn loopbaan en deelt wat hij het mooist vindt aan zijn werk. Lees zijn verhaal!

“Toen ik in de jaren tachtig de Pedagogische Academie afrondde, was het een lastige tijd om werk te vinden. Na mijn militaire dienst begon ik als invalleerkracht en daar sprak ik een moeder van een doof kind. Zij vertelde mij over een vacature bij de Guyotschool, een school voor dove leerlingen. Ik solliciteerde en wonder boven wonder zeiden ze: we willen je voor een volledige baan bij ons Voortgezet Buitengewoon (later: Speciaal) Onderwijs. Ook mijn aanstaande zwager werkte daar en had dus een goede kruiwagen.

Tand des tijds

Ik werd voorgesteld aan mijn klas – dat was nog in een lokaal van het instituut aan het oude Guyotplein in Groningen. Moet je je voorstellen: ik had nog nooit les gegeven aan dove leerlingen en kon niet gebaren. Ik kreeg een boekje mee met vijftig getekende gebaren en dat was het. Dat was de tand des tijds. Er waren nog geen methodes, niets of althans veel te weinig. Ik zag meteen: hier moet zoveel gebeuren. Dat is nu 41 jaar geleden.

Met vallen en opstaan gebaren leren

Gebaren leren ging met vallen en opstaan. Ik kon vrij goed tekenen en maakte zo voor mezelf een gebarenoverzicht. Dan vroeg ik aan een slechthorende leerling: wat is het gebaar voor dit woord? Om het daarna snel te tekenen voor mezelf. Ik dacht echt wel eens: hoe moet dit, wat kan ik nog meer doen, hoe kom ik deze dag door? Het was een tropenjaar, maar ook een goede leerschool. Ik werd in het diepe gegooid en kwam boven. Na een jaar was ik in staat om in Nederlands met Gebaren les te geven en om met mijn leerlingen te communiceren over dagelijkse dingen. Dat vond ik heel belangrijk.

Lessen maken en tweetalig onderwijs

In het begin doe je het zoals het je wordt verteld, maar al snel dacht ik: dit moet anders. Ik ben altijd een beetje recalcitrant geweest, ging zelf lessen maken en dacht na over werken met methodes. Ook kwam ik er al snel achter hoe belangrijk Nederlandse Gebarentaal is voor deze leerlingen. In 1995 zijn we echt overgegaan op NGT en in 1997 werden we tweetalig. Dat waren zulke mooie ontwikkelingen.

Eindelijk werken met methodes

Welke leermethodes zijn het beste voor deze leerlingen? Ik zag dat dat voor alle dovenscholen in Nederland een zoektocht was. Ik bezocht ook dovenscholen in andere landen om inzichten op te doen, bijvoorbeeld in Amerika (Gallaudet) en Zweden (Orebrö). Toen de intreding van de basisvorming kwam, kreeg ik de opdracht om dat als projectleider landelijk vorm te geven in het dovenonderwijs. Dat was voor het eerst dat er echt voor ieder vak een methode kwam. Je merkte meteen dat leerlingen daardoor meer houvast kregen en zich beter konden ontwikkelen.

Buiten Kentalis kijken

Er waren bij de Guyotschool veel directiewisselingen en daar kreeg ik op een gegeven moment genoeg van. Toen ik werd gevraagd als jobcoach voor dove mensen, zette ik daarom de stap. Ik vond het leuk, maar bleef qua gevoel toch hangen aan Kentalis. Daarna werd ik gevraagd om directeur te worden van een stichting voor mensen met doofblindheid. Prachtig en pittig werk. Toen de begeleiding vanuit die organisatie uiteindelijk gezien werd als mantelzorg en niet meer werd betaald, was dat wel even slikken. Maar zo ben ik wel teruggekomen bij Kentalis als ambulant begeleider voor dove en slechthorende leerlingen, maar ook voor jongeren met TOS. Dat doe ik nu bijna tien jaar.

Terug naar Kentalis

 ‘Ah, een spijtoptant’, grapte oud-bestuurder Henk Bakker toen hij mij weer zag. Daar hebben we hartelijk om gelachen. En het was ook wel waar, achteraf gezien had ik nooit weg moeten gaan. Al weet ik nu dat het ook goed is om af en toe je hakken te lichten en even buiten de vertrouwde organisatie te kijken.

Van leerkracht naar ambulant begeleider

Als ambulant begeleider kan ik mijn kennis delen in de wereld van het reguliere onderwijs en zo bijdragen aan inclusie. Ik mis het voor de klas staan wel. Iets opbouwen met een groep is zo mooi! Het is zo belangrijk dat kinderen zich thuis voelen op school en met plezier komen. Dat ze voelen: hey, bij die meneer kan ik terecht. 

Ruimte geven aan leerling en onderwijsveld

Als ambulant begeleider heb ik die rol natuurlijk ook, maar neem ik wat meer afstand. Ik ben er voor je en als je me nodig hebt kun je me appen, maar ik ga niet meer achter je aan. Het is belangrijk om meer ruimte te geven aan de leerling, maar ook aan het onderwijsveld. Die moeten snappen waar het om gaat en dat ze serieus het verschil kunnen maken.

Rekening houden met leerlingen

Vooral voor leerlingen met een cochleair implantaat (CI) blijft dat soms lastig. Als een leerling bijvoorbeeld heel goed praat, denken docenten snel: die begrijpt alles wat ik zeg. Maar er hoeft er maar één een stoel te verschuiven en dan wordt het voor de student gokken wat er gezegd of bedoeld wordt. De docent moet dus alert zijn en bijvoorbeeld niet nog snel iets roepen als de bel al is gegaan. Verwacht ook niet dat je leerling het aangeeft als hij of zij iets niet heeft meegekregen. Als je iets niet hoort, kun je ook niet weten wat je hebt gemist. Mijn advies is daarom: ga soms even naast de leerling zitten en vraag of de informatie duidelijk is én schrijf het op een bord.

Trots op leerlingen

Ik ben trots op mijn werk en op onze organisatie, maar het meest trots ben ik op mijn leerlingen. Ik vind het fantastisch om te zien wat deze jongeren, ondanks een vaak moeilijke start en vooroordelen in onze maatschappij, allemaal doen en bereiken!”