Inzetten op beter begrijpen en behandelen van kinderen met TOS

TOS

Wat doe je als een kind niet vooruitgaat door logopedie? In dit artikel legt logopedist Esther van Velzen uit wat het Spraak & Taal Ambulatorium kan betekenen voor kinderen vanaf vier jaar met een taalontwikkelingsstoornis (TOS), maar ook voor hun ouders, logopedist en leerkrachten: kortdurend en intensief onderzoek en behandeling. Centraal staat de zoektocht naar welke behandeling het beste past bij dit kind, zodat de eigen logopedist, basisschool en ouders weer verder kunnen.

Geen vooruitgang bij logopedie

Kinderen die bij het Spraak & Taal  Ambulatorium komen, hebben één ding gemeen: ze krijgen allemaal logopedie en de logopedist geeft aan dat er te weinig vooruitgang is. Sommige kinderen hebben ook al andere behandelingen achter de rug, maar dat hoeft niet. De logopedist bereikt met de wekelijkse behandeling onvoldoende en heeft vragen over wat werkt voor dit kind. Vragen als: wat is er nodig om vooruitgang te maken? Wat werkt wel voor dit kind en wat niet? En wat is hiervan de oorzaak? Heeft dit kind misschien TOS?

Naar het audiologisch centrum

De eerste stap om bij het Spraak- en Taal Ambulatorium meer duidelijkheid te krijgen is een verwijzing naar een audiologisch centrum. Hiervoor moeten ouders naar de huisarts, die kan doorverwijzen naar een audiologisch centrum in de regio. Het kind wordt daar gezien voor multidisciplinaire diagnostiek. Om het Spraak & Taal Ambulatorium te bezoeken, moet er namelijk sprake zijn van TOS of een vermoeden daarvan.

Nieuwe behandelingangen vinden

Is een (vermoeden van) TOS de oorzaak van de problemen, dan kan het kind samen met de ouders terecht bij het Spraak & Taal Ambulatorium voor een kortdurend behandeltraject. Er zijn twee verschillende poli's. Zo is er de fonopoli voor kinderen die moeite hebben met de spraakverstaanbaarheid, het vormen van klanken (fonologie). Daarnaast is er de multipoli voor kinderen die problemen hebben met taal en spraak én met de vaardigheden die je nodig hebt om (taal) te leren, zoals aandacht, geheugen en planning.  Het doel van het traject bij beide poli’s is om behandelingangen te vinden. Welke vorm van behandeling slaat goed aan bij dit kind, zodat de logopedist, school en ouders weer verder kunnen?

Samenwerken en meer tijd

Op het Spraak & Taal Ambulatorium is er vanuit verschillende richtingen focus én meer tijd voor het kind. Elk behandelcontact duurt drie kwartier en na de behandeling is er nog een kwartier tijd om ouders te spreken. Dit geeft ruimte om behandelvormen uit te proberen en goed af te stemmen met ouders. Zo is er ruimte om beter na te denken over wat dit ene kind nodig heeft, samen te werken met andere professionals en ons te verdiepen in nieuwe behandelingangen.

Op de fonopoli werken drie logopedisten en een systeemgericht behandelaar met een kind. De kinderen op de fonopoli krijgen op een dagdeel twee individuele logopedische behandelingen en één behandeling in een groepje met twee andere kinderen. Vaak heeft de eerste individuele logopedische behandeling een meer oefenmatig karakter. De tweede behandeling heeft een meer communicatief karakter. Wat het kind leert in de oefenbehandeling, wordt toegepast in de communicatieve behandeling. Een kind werkt in de oefenbehandeling bijvoorbeeld aan de uitspraak van de k-klank en gaat in de communicatieve behandeling koekjes bakken. De systeemgericht behandelaar kijkt samen met ouders in een meekijkkamer naar één van de behandelingen van het kind en geeft ouders tips om thuis de communicatie met hun zoon of dochter te optimaliseren. Ook ondernemen de ouders een eenvoudige communicatieve activiteit samen met hun kind, zoals samen spelen, knutselen of een boekje lezen. Een video-opname van deze activiteit wordt samen met ouders teruggekeken. In de groepsbehandelingen op de fonopoli merken de kinderen dat ze niet de enige zijn met spraakverstaanbaarheidsproblemen. Er worden verschillende activiteiten en spelletjes gedaan waar alle kinderen van het groepje iets van kunnen leren.

Op de multipoli werken twee logopedisten, een neuropsycholoog en een systeemgericht behandelaar. Ook op de multipoli krijgen kinderen op een dagdeel twee individuele logopedische behandelingen behandelingen (één oefenmatige behandeling en één communicatieve behandeling). Er wordt op de multipoli niet specifiek gewerkt aan de spraakverstaanbaarheid, maar er wordt behandeling geboden op het  gebied van bijvoorbeeld woordenschat, zinsvorming en/of vertelvaardigheid. De neuropsycholoog werkt individueel met de kinderen. In deze behandeling leert een kind bijvoorbeeld om beter te kijken en te luisteren en/of trucjes om woorden te onthouden. De systeemgericht behandelaar werkt op dezelfde manier als op de fonopoli. Samen met ouders wordt meegekeken bij een communicatieve behandeling van de logopedist met het kind, worden mogelijkheden voor thuis besproken en een opname van een communicatieve activiteit  tussen ouder en kind teruggekeken  en besproken.

Weten wat er speelt

Na zes of acht weken is meestal duidelijk wat er speelt en wat er gedaan kan worden. Ouders snappen beter wat er aan de hand is en leren hoe ze daarop kunnen reageren. Ook het kind krijgt uitleg en handvatten. Die uitleg passen we aan op de leeftijd van het kind. Aan een vier- of vijfjarig kind met TOS leggen we bijvoorbeeld het volgende uit: ‘Jouw praatspieren willen niet altijd doen wat jij wil. In je hoofd weet jij wat je wil vertellen, maar je praatspieren willen niet altijd meedoen.’ Kinderen ontdekken hier ook dat ze niet de enige zijn, doordat ze werken in een groepje met leeftijdsgenoten. Zo komen ze andere kinderen tegen die ook moeite hebben met taal of spraak. Dat helpt kinderen om het te begrijpen en te accepteren: ‘dit hoort nu eenmaal bij mij’.

Samen met de logopedist

De eigen logopedist van een kind wordt altijd actief betrokken bij de behandelingen van het Ambulatorium. Zo heeft hij of zij voldoende handvatten om het logopedietraject succesvol voort te zetten. Hetzelfde geldt voor leerkrachten en ambulant begeleiders, zodat ook in de klas beter met TOS kan worden omgegaan. Zodra duidelijk is wat werkt voor dít kind, nodigen we hen uit om mee te kijken naar de behandeling en krijgen ze uitleg.

Tijdelijk inzetten van derdelijnszorg

Inmiddels heeft Kentalis negen ambulatoria door heel Nederland. ‘Belangrijk, want zo zorgen we ervoor dat kinderen en ouders in hun eigen regio terecht kunnen. Dat past bij onze ambitie om thuis en nabij zorg te bieden’, vertelt Mark Vos, sectormanager extramuraal bij Kentalis. ‘Het Spraak & Taal Ambulatorium past heel mooi bij de ambitie van onze extramurale derdelijnszorg. Deze specialistische zorg wordt tijdelijk ingevlogen, namelijk als de behandeling van kinderen met spraak- en taalproblemen stagneert. Wij komen erbij, maar geven het daarna ook weer terug aan de logopedist. De deskundigen van het ambulatorium, een multidisciplinair expertisecentrum, zijn er om te zorgen dat de logopedist uit de eerstelijnszorg en andere betrokkenen weer verder kunnen met hun behandeling. Zo vormen we een mooi netwerk rondom kinderen, gezinnen en scholen.'

Conclusie

Een traject bij een Spraak & Taal Ambulatorium kan uitkomst bieden als een regulier logopedie traject onvoldoende vooruitgang in de spraaktaalontwikkeling brengt én er door een audiologisch centrum TOS is vastgesteld. Kleine groepjes kinderen worden daar intensief en multidisciplinair behandeld en begeleid, samen met hun ouders, school en andere begeleiders. Het is een mooie manier om kinderen gedurende een korte periode, intensief en écht samen verder te helpen. Iedereen zet zich in om het kind en de omgeving te begrijpen. Zo kan het kind weer stappen zetten in zijn ontwikkeling.

Dit artikel is ook gepubliceerd in Vakblad Vroeg in maart 2025.